Oefening baart kunst
Juichend heb ik de column van Nora van Oostrom-Streep in het Notariaat Magazine van mei 2018 gelezen.
In maart 2017 heb ik de beroepsopleiding afgerond. Vaak heb ik me gedurende de opleiding afgevraagd wat het toevoegde aan mijn ontwikkeling als kandidaat-notaris. Het politiek correcte antwoord is dat ik er veel kennis heb opgedaan. Veel docenten die hun kennis en expertise op een bepaald vakgebied met ons deelden en die, met wat geluk, ook wat verdieping brachten ten opzichte van de kennis die ons op de universiteit is bijgebracht. Een in mijn ogen onnodige ‘doublure van de universiteit’.
Vaak heb ik me verbaasd over de volgorde van huiswerk (hoe ‘old school’) en theorie die Nora ook aanhaalt in haar column: eerst een, soms ronduit vergezochte, casus uitwerken als huiswerkopdracht waar behoorlijk wat uren werk in gaan zitten en pas daarna de theorie die volgens de betreffende docent relevant is. Geen feedback op de uitwerking die je hebt ingeleverd, alleen een cijfer waarvan niemand weet waar dat op gebaseerd is.
Het eerlijke antwoord op de vraag wat de opleiding heeft bijgedragen aan mijn ontwikkeling? Vrij weinig. Ik had er dolgraag willen oefenen hoe je besprekingen met cliënten op een goede manier opbouwt, hoe je omgaat met lastige, boze of onbeschofte cliënten. Vooral had ik graag willen leren en oefenen hoe je kunt beoordelen of een cliënt wilsbekwaam is. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft daar een prachtig protocol voor ontwikkeld (‘protocol beoordeling wils(on)bekwaamheid’), maar hoe dat protocol toe te passen? Dat moet iedere kandidaat vooral zelf uitzoeken.
De beroepsopleiding lijkt mij de aangewezen plek om te oefenen met situaties waar je in de praktijk mee te maken krijgt. Aangezien we allemaal afgestudeerd zijn als notarieel jurist mag volgens mij verondersteld worden dat de benodigde juridische (theoretische) kennis aanwezig is. De beroepsopleiding zou pas echt een toevoeging en vooral verrijking zijn als er aandacht is voor de praktische kant van ons vak. Bij de vorige reorganisatie van de beroepsopleiding zijn er ‘vaardighedenmodules’ toegevoegd waarin het ging over communicatie en ondernemerschap. Ik heb deze modules ervaren als een enorme lading theorie waarmee eigenlijk gezegd werd: “zo, je weet nu hoe de theorie werkt, nu moet je het kunnen en verder zelf uitzoeken”. In mijn ogen een enorme gemiste kans. Het zijn niet voor niks vaardigheden: die ontwikkel je niet door er alleen maar over te lezen en te horen hoe het werkt, die ontwikkel je juist door te doen: oefening baart kunst nietwaar?
Ik heb het afgelopen jaar in diverse schrijfsels mijn burn out aangehaald. Heel veel kandidaten krijgen hiermee te maken (zie mijn eerdere blog). De lessen die ik heb geleerd door zelf te investeren in mijn persoonlijke ontwikkeling, bijvoorbeeld door het volgen van masterclasses en workshops op dit gebied, zijn voor mij onmisbaar in mijn dagelijkse praktijk. Door veel te oefenen, heb ik bijvoorbeeld geleerd op een constructieve manier, een manier die bij mij past, feedback te geven én te ontvangen. Door veel te oefenen, heb ik geleerd mijn grenzen aan te geven en weet ik hoe ik op een voor mij passende manier met de werkdruk kan omgaan. Ik ben er van overtuigd dat wanneer kandidaten in de beroepsopleiding handvatten krijgen om om te (leren) gaan met thema’s als hoge werkdruk, werkstress en grenzen aangeven, veel minder kandidaten in een burn out terecht zullen komen.
Hoe mooi zou het zijn als de komende generaties kandidaten dit soort handvatten aangereikt krijgen in de beroepsopleiding? Ik zou dan ook een oproep willen doen aan CPO-SBN (en de KNB) om (weer) serieus te kijken naar de invulling van de beroepsopleiding, om bij de komende evaluatie in gesprek te gaan met (startende) kandidaten. Vraag en luister naar waar zij behoefte aan hebben en vooral ook naar wat zij gemist hebben in de beroepsopleiding.